Als je in een artikel aandacht aan de problematiek van de Meerewijck in Leimuiden wilt besteden, dan is er één man die daar alles over weet: Eddy Broekema. Hij schreef er een heel boek over, waarover hij zegt: “Zie voor een uitvoerige beschrijving van alle gebeurtenissen en bijbehorende wederwaardigheden mijn boek over deze periode: ‘Hakken in het zand’.”
Voor onze website noteerde hij:
Merkwaardig genoeg viel mijn voorzitterschap van de Vereniging Meerewijck II vrijwel geheel samen met mijn politieke ‘carrière’.
Achteraf bezien pakte dat goed uit: het netwerk dat ik via mijn politieke contacten had opgebouwd was tegelijkertijd van groot nut voor mijn werkzaamheden ten behoeve van de Meerewijck. Daar speelde namelijk sinds 1994 een milieuprobleem.
Stortplaats
De Meerewijck is gebouwd op een oude (d.w.z. eind jaren dertig gesloten) stortplaats voor huisvuil. Na de ‘affaire Lekkerkerk’ in de jaren 1980/1981 waar een complete woonwijk rigoureus werd afgegraven vanwege geconstateerde milieuverontreiniging, had de provincie Zuid-Holland verordonneerd dat alle oude (gesloten) stortplaatsen onderzocht moesten worden op eventuele milieuverontreiniging, en zeker een oude stortplaats als de Meerewijck die werd bewoond!
Dat onderzoek leidde inderdaad tot de conclusie dat er op grond van de bestaande regelgeving sprake was van ‘ernstige verontreiniging’. Die regels waren na Lekkerkerk overigens door de (landelijke) politiek strak aangehaald. De politiek stond immers pal voor de veiligheid van zijn burgers en in dat opzicht kon je qua regelgeving niet streng genoeg zijn, toch?
Nadien is gebleken dat strengheid in de hitte van de actualiteit ook door kan schieten in misplaatste voortvarendheid toen de burgemeester van Lekkerkerk jaren later moest toegeven dat die hele afgraving uiteindelijk niet echt nodig was geweest maar hij onder druk van de omstandigheden van dat moment (overigens met instemming van de desbetreffende burgers!) niet anders kon dan besluiten: ‘Afgraven die hap!’, en zo geschiedde.
Nodig??
Achteraf bezien waren die nieuwe milieumaatregelen zodanig streng dat strikt genomen half Nederland op de schop had gemoeten: onhaalbaar en onbetaalbaar, hoewel de saneringsbedrijven zich al likkebaardend hadden opgemaakt om die klus te klaren. In de loop van de tijd groeide dan ook geleidelijk maar zeker het besef dat formele handhaving van die milieuregels vrijwel ondoenlijk was.
Zo ook in de Meerewijck. Zoals gezegd werd ook daar een situatie van ‘ernstige verontreiniging’ gediagnosticeerd en dreigde een serieuze afgraving van de wijk.
Ons verzet daartegen was gebaseerd op het feit dat er (uiteindelijk slechts) sprake was van een bodemverontreiniging met lood. Er was dus niet sprake van een zgn. ‘mobiele verontreiniging’ met bijvoorbeeld oliën of andere chemicaliën die zich verder konden verspreiden. Dat lood zat vervat in allerlei resten van porseleinen servies en potjes, glasscherven, sintels e.d., typische huisvuilrestanten uit de jaren dertig en daarvoor.
Onze redenering was dan ook dat het zeer onwaarschijnlijk was dat een dergelijke loodverontreiniging in het lichaam zou worden opgenomen (wie eet er nou een scherf van een porseleinen kopje op?). Uit een door onze vereniging geïnitieerd bloedonderzoek onder alle kinderen tot 18 jaar in de Meerewijck bleek dan ook dat bij geen van hen sprake was van een te hoog loodgehalte in het bloed, en in het overgrote deel van de gevallen werd helemaal geen lood aangetroffen.
Met die argumenten hebben we ten slotte na jarenlang overleg op gemeentelijk en provinciaal niveau en na talloze brieven, nota’s, mails en wat niet al, na vijftien jaar de autoriteiten kunnen overtuigen dat er geen specifieke maatregelen nodig waren.
De enige aanpassing die heeft plaatsgevonden is een aantekening in het kadaster waarbij de bestemming van de wijk is gewijzigd van: ‘wonen met tuin’ in ‘wonen met siertuin’. Dat betekende concreet dat er wel groenten en fruit in de tuinen mogen worden gekweekt (zoals aardbeien of druiven enz.) maar dat die vruchten officieel niet mogen worden geconsumeerd.
Overleg
Zoals gezegd heb ik als voorzitter van Meerewijck II veel overleg gevoerd met de gemeente Jacobswoude, zowel met het college als geheel als met afzonderlijke wethouders, met de raad en met diverse ambtenaren.
Die gesprekken verliepen niet altijd even soepel. Overheidsinstanties behoren vanzelfsprekend bestaande regelgeving uit te voeren respectievelijk te controleren op de naleving ervan. Maar wat dan vaak ontbreekt is de flexibiliteit om mee te denken over de vraag in hoeverre de feitelijke specifieke omstandigheden eventueel aanleiding kunnen zijn om tot iets andere conclusies te komen dan de ‘gebruikelijke’ volgens het boekje.
In dit geval ging het om de concrete vraag in hoeverre er al dan niet sprake was van reële gezondheidsrisico’s voor de bewoners. In de gesprekken daarover kwam zeker een bepaalde bereidwilligheid naar voren om aan onze opvattingen tegemoet te komen maar tegelijkertijd proefde je een zekere angst om van het (op hoger niveau) vastgestelde formele beleid af te wijken en dat te moeten verdedigen naar die hogere overheidsinstantie i.c. vanuit de gemeente naar de provincie. Onder onze ambtelijke gesprekspartners bevonden zich overigens zeker ook sommigen die weinig op hadden met burgers die meenden zich een eigen opvatting te moeten vormen over de gewenste toepassing van wet- en regelgeving en die ruimte vroegen voor ‘maatwerk’.
Die op zichzelf welwillende maar toch ook ietwat voorzichtige opstelling troffen we met name bij het college van B&W onder aanvoering van toenmalig burgemeester Willem van Beek. Dat begrip vloeide mijns inziens mede voort uit de politieke context waarvan we elkaar kenden, d.w.z. de verschillende contacten vanuit mijn bestuurlijke functies in de lokale politiek. Die beïnvloedden mede de opstelling naar mij als voorzitter van de Vereniging Meerewijck II.
Dat gold echter minder voor het ambtelijk apparaat dat (zeker in die tijd) niet gewend was aan burgers die zich, zoals gezegd, wilden onttrekken aan staand beleid dat nota bene ten behoeve van het welzijn van die burgers was geformuleerd. Die houding bestond op lokaal maar vooral ook op provinciaal niveau.
Binnen de gemeenteraad lag dat weer iets anders; ook hier was het feit dat ik in zekere mate behoorde tot de ‘lokale politieke scene’ mede bepalend voor de opstelling tegenover de wensen van mij als bewoner / vertegenwoordiger resp. voorzitter van Meerewijck II. Daarbij speelde bovendien mee dat ‘de’ bewoners van de Meerewijck niet bij alle raadsleden even warme gevoelens opriepen! En afgezien daarvan: uiteraard speelden ook politieke overwegingen sec een rol: ik behoorde immers tot een bepaalde partij i.c. D66 en later Gemeentebelang, en dat kon de opstelling van andere politieke partijen mede beïnvloeden.
Peter van Hoesel heeft vele jaren de (ondankbare?) taak gehad om als raadslid respectievelijk fractievoorzitter met deze kwestie te moeten dealen. Toch zijn wij beiden hierover nooit in conflict gekomen. Hij stelde zich terecht kritisch op tegenover onze opstelling en benadering maar stelde zich tegelijkertijd ook open voor onze argumenten en zienswijzen.
De provincie beslist
Uiteindelijk is het niet de gemeenteraad van Jacobswoude geweest die de definitieve beslissing heeft genomen wat betreft wel of geen saneringsnoodzaak, maar de provincie Zuid-Holland. Op 3 oktober 2008 berichtte de provincie op grond van voortschrijdend inzicht dat tegen de desbetreffende beschikking waarin werd afgezien van sanering van de Meerewijck geen bezwaren waren ingediend. Punt uit!
Dat besluit viel vrijwel samen met de laatste vergadering van de gemeenteraad van Jacobswoude begin november 2008 in verband met de fusie tussen de gemeenten Jacobswoude en Alkemade per 1 januari 2009. College en raad hebben zich op dat moment waarschijnlijk volstrekt niet gerealiseerd dat inmiddels ook het dossier-Meerewijck was afgesloten en dat daarmee tegelijkertijd de dreiging van een financiële strop van enkele miljoenen euro’s vanwege afgraving van de Meerewijck voor de nieuwe gemeente Kaag en Braassem was afgewend.
In ieder geval hebben wij als Vereniging Meerewijck nooit meer enig bericht ontvangen van de (nieuwe) gemeente wat betreft de definitieve afronding van dossier 229/0011/200!
Zo gaat dat.
Comments